zondag 5 februari 2012

Wat ons bij Fedasil even van het hart moet

De geviseerde dispatching van het Federaal agentschap voor de opvang van asielzoekers doet al het menselijk mogelijke, zegt Mieke Candaele, directeur communicatie bij Fedasil.
De voorbije dagen kreeg Fedasil wel eens het verwijt dat het zijn stem niet liet horen in heel de heisa rond de 'wintercrisis' in de asielopvang. Sommigen schijnen te vergeten dat deze crisis niet nieuw is, voor ons is dit al bijna vier jaar een dagelijkse realiteit. Onze adviezen om de crisis aan te pakken schreeuwen wij niet uit in de pers. Die bezorgen wij aan onze voogdijminister. Zo doen wij dat al jaren. Dat hoort bij de beleidsvoorbereidende opdracht van een administratie zoals Fedasil. Een publiek standpunt innemen over het beleid van deze of gene minister of staatssecretaris hoort daar niet bij. Hoe graag we dat de voorbije jaren soms ook hadden willen doen.

Reageren doen wij alleen wanneer ons agentschap zelf in het hart geraakt wordt. Zoals in de opiniebijdrage van sp.a-senator Dalila Douifi gisteren in De Morgen (DM 2/2). Mevrouw Douifi schrijft: "Door het gebrekkig functioneren van de dispatchingsdienst (sic) van Fedasil is er geen doorstroom naar de leegstaande opvangplaatsen." Mevrouw Douifi stelt dat er "tal van voorbeelden van onbenutte opvangplaatsen" zijn bij Fedasil. Ze haalt één voorbeeld aan: een appartement in Roeselare dat volgens haar leegstaat, terwijl Fedasil daarvoor elke maand huur betaalt.

Het is misschien zinvol om eens uit te leggen hoe de dispatching van Fedasil werkt. Vandaag telt heel ons opvangnetwerk 24.456 plaatsen. Als gevolg van de opvangcrisis hanteert Fedasil een opvangmodel in drie fasen voor de asielzoekers: van transitopvang over collectieve opvang naar individuele opvang. Nieuwkomers gaan eerst naar de transitopvang, bijvoorbeeld in de kazernes van het Rode Kruis. En elke dag stromen er mensen vanuit de transitopvang door naar de 'reguliere' collectieve opvang. Daarbij proberen we alle lege plaatsen op te vullen.

Gisteren heeft onze dispatching 88 mensen laten verhuizen van de transitopvang naar de collectieve opvang en 158 mensen van de collectieve naar de individuele opvang. Dat is dan de derde fase, die wordt georganiseerd door de OCMW's in hun Lokale Opvanginitiatieven (LOI's) en door de ngo's. Een asielzoeker die vier maanden in de collectieve opvang heeft verbleven, moet in principe verhuizen naar een individuele opvangplaats. Wat nog niet betekent dat dit altijd ook meteen gebeurt. Om te beginnen moet er plaats zijn. En verder zit de individuele opvang ook ietwat anders in elkaar. De LOI's en de ngo's met hun kleinschalige opvang zijn immers gebonden door de gewestelijke regelgeving, de wooncodes, en kunnen ook niet zo flexibel omspringen met vrije plaatsen als de collectieve centra. Zo kan je geen alleenstaande man onderbrengen in een vijfpersoonskamer waar al een gezin van vier verblijft.

Respect
Elke maand organiseren de medewerkers van de dispatching van Fedasil 6.000 'bewegingen' in het opvangnetwerk. Ter herinnering: het is diezelfde dienst die sinds oktober 2009 al 13.000 asielzoekers op straat heeft moeten zetten omdat er voor hen geen plaats was. Iedereen die ooit getuige is geweest van deze 'niet-toewijzingen' begrijpt waarover ik het heb. Daarom hebben alle collega's van Fedasil en de opvangpartners het grootste respect voor deze mensen die, gewapend met, inderdaad, hun Excel-tabellen, telefoons en de moed der wanhoop, elke dag opnieuw het onmogelijke doen om voor iedere man, vrouw en kind onderdak te vinden.

Dat mevrouw Douifi vandaag uitgerekend deze mensen viseert, die deze crisis elke dag samen met de getroffen asielzoekers lijfelijk ondergaan, is onbegrijpelijk.

Vandaag is ons opvangnetwerk voor 99,64 procent bezet. Dat betekent dat er van de 24.456 bedden, verspreid over meer dan 500 gemeenten in heel België, slechts 87 niet bezet zijn. Dat zoiets eigenlijk een klein wonder mag heten, heeft mevrouw Douifi nu misschien begrepen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten