dinsdag 15 mei 2012

Dubieuze asielzoekers


In Scheveningen zit al een jaar een groep Congolese getuigen van het Haagse strafhof vast. De mannen zijn noch in Congo noch hier aangeklaagd. Wie zijn deze Congolezen die in Nederland asiel willen aanvragen?
Het is zondag 27 maart 2011 als vier Congolezen met een vlucht uit Kinshasa op de luchthaven van Rotterdam landen. De mannen zijn opgeroepen door de advocaten van de verdediging om te getuigen in twee zaken die bij het Internationaal Strafhof dienen. Ze zullen het opnemen voor Congolese krijgsheren die in Den Haag terechtstaan. Op zich is daar niets uitzonderlijks aan. Er worden continu Afrikaanse getuigen naar Nederland gevlogen. Maar deze overtocht is speciaal.

De getuigen zijn gevangenen die al jaren zonder vorm van proces onder zeer slechte omstandigheden in de Democratische Republiek Congo in de cel zitten. Ze zijn door Congo tijdelijk uitgeleend. Bij aankomst in Nederland worden ze meteen naar het internationale detentiecentrum in Scheveningen overgebracht. Als ze hun getuigeverklaringen hebben afgelegd, worden ze teruggevlogen naar Kinshasa om wederom achter de tralies te belanden.

Althans, dat was het plan.

Maar terugkeer zat er niet meer in toen de mannen tijdens hun getuigenissen de Congolese autoriteiten beschuldigden van zeer ernstige mensenrechtenschendingen, zoals een bloedbad waarvan president Joseph Kabila zou hebben geweten. Na deze aantijgingen vreesden de getuigen in Congo gevaar te lopen. Ze besloten in Nederland asiel aan te vragen. Maar de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) weigerde hen op te nemen in de procedure. En zo dreigden de getuigen pionnen te worden in een complex steekspel tussen het strafhof, Congo en Nederland.

'Hij overleeft het geen dag'
Tweede Kamerlid Frans Timmermans (PvdA) sprong voor de getuigen in de bres. "Iemand die met belastende verklaringen over Kabila komt, overleeft het geen dag als hij wordt teruggestuurd naar Congo", zegt Timmermans. Hij stelde in het najaar Kamervragen omdat hij vreesde dat Nederland het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM), dat verbiedt mensen naar landen te sturen waar zij risico lopen, aan zijn laars zou lappen. "Dat is een heilig principe voor mij."

Ook de advocaten Flip Schüller en Göran Sluiter kwamen in actie. Zij stapten naar de Amsterdamse rechtbank om toelating tot de asielprocedure te eisen. "Het onthouden van een toets door een onafhankelijke rechter, en het gevangen laten houden van deze getuigen, doet sterk denken aan hoe Guantánamo Bay is opgezet. En dat in Nederland, de zelfbenoemde juridische hoofdstad van de wereld", verklaarde Schüller in De Telegraaf. Hij opperde dat Nederland dwarslag omdat een mogelijke asielstatus toekomstige getuigen op gedachten zou kunnen brengen hetzelfde te doen.

'Echt Kafka'
Midden in de kerstvakantie, op 28 december, deed de Amsterdamse rechtbank uitspraak. Formeel had het besluit betrekking op drie getuigen, maar in de praktijk geldt deze ook voor de vierde Congolees. De getuigen mogen gewoon asiel aanvragen, stelde de rechter. Omdat de zaak zo ingewikkeld is, kreeg de IND wel maar liefst zes maanden (tot 28 juni) de tijd om onderzoek te doen en te besluiten of de getuigen een verblijfsvergunning krijgen. Het was een overwinning met een bittere bijsmaak. Want al die tijd blijven de Congolezen in hun Scheveningse cel, waarmee Nederland en het strafhof het dubieuze detentiebeleid van Congo prolongeren. Bovendien kampen twee van de vier getuigen met zeer ernstige gezondheidsklachten. "Het is echt Kafka", aldus de advocaten.

Maar hoeveel kans maken de Congolese getuigen op asiel? In de Amsterdamse rechtszaal had de landsadvocaat al fijntjes de term '1F' laten vallen, het artikel uit het Vluchtelingenverdrag dat stelt dat asielzoekers die vermoedelijk zelf betrokken waren bij mensenrechtenschendingen, geen asiel krijgen. Ook Joris van Wijk, universitair docent criminologie aan de Vrije Universiteit, verwijst naar 1F in een artikel over deze Congolese kwestie. De bewijsdrempel is 'relatief laag', schrijft hij in het Nederland Juristenblad. "Een strafrechtelijke veroordeling is geenszins noodzakelijk. Serieuze vermoedens dat de aanvrager persoonlijk participeerde bij dergelijke misdrijven en ervan op de hoogte was dat deze plaatsvonden, volstaan." Van Wijk acht daarom de kans op asiel klein.

Maar de advocaten van de Congolezen stellen dat het 'voorbarig' is om over 1F te spreken. Al was het maar omdat de lat bij beroepsinstanties zoals de Raad van State veel hoger ligt dan bij de IND, want dan moeten de Nederlandse autoriteiten met harde feiten komen. "Er is echter geen concrete informatie over plaats en datum van mensenrechtenschendingen waarbij onze cliënten betrokken zouden zijn geweest", zegt Schüller.

Geen lieverdjes
Dat valt nog te bezien. De getuigen zijn bepaald geen lieverdjes, stelt de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch (HRW). De Congolezen behoren tot het leiderschap van militiegroepen - waartoe ook de verdachten behoren voor wie ze bij het strafhof getuigden - die van 1999 tot 2003 een bloedige oorlog uitvochten in het noordoostelijke Congolese district Ituri, waarbij zeker 60.000 doden zijn gevallen.

HRW-onderzoeker Anneke van Woudenberg kent twee van de vier getuigen persoonlijk. Vooral met F.N., die tijdens de oorlog voorzitter was van het gevreesde Front des Nationalistes et Intégrationnistes (FNI), heeft ze vele gesprekken gevoerd. Hoewel Van Woudenberg er telkens op aandrong, deed F.N. niets om de gruweldaden door zijn milities te stoppen. "Hij was er niet toe in staat, of sloot er zijn ogen voor", vertelt Van Woudenberg in een telefonisch interview vanuit Londen.

Hoe blind F.N. voor de misdrijven was, bleek toen Van Woudenberg met zijn toestemming in 2004 afreisde naar Mongbwalu, in Ituri. Zijn strijders hadden het mijnstadje, dat rijk aan goud is, maanden eerder in een bliksemactie veroverd. Daarbij hadden ze vijfhonderd mensen, meest burgers, afgeslacht. Nu maakte het plaatsje zich op voor de festiviteiten voor de dag van de arbeid op 1 mei.

Bloedbad als toneelstuk
De officiële ceremonie vond plaats in het stadion van Mongbwalu. F.N. glom van trots. Om zich als leider te presenteren, had hij zich in een kostuum gehesen dat echter vele maten te groot was. De broekspijpen slobberden om zijn benen. Vanaf de tribune zag Van Woudenberg tot haar verbijstering hoe op het hoogtepunt een groep vrouwen en kinderen het veld betrad om de slag om het goudstadje in een toneelstuk na te spelen. De vrouwen imiteerden de aanvallen. De kinderen vielen boven op elkaar tot ze een grote berg vormden. Om te laten zien hoe hoog de doden na de verovering lagen opgestapeld. Er waren zoveel lichamen dat begraven onmogelijk was. De milities zagen maar één oplossing: de doden in brand steken. De vuren zouden drie dagen branden. Een bloedbad als overwinningsdrama.

De andere getuige die Van Woudenberg geregeld heeft ontmoet, was indertijd 'minister van defensie' van dezelfde militiegroep. Voor het FNI bepaalde M.I. de militaire strategie en gaf bevel tot inlichtingenwerk, arrestaties en het martelen van gevangenen, aldus Van Woudenberg.

In 2004 verwees Congo de conflict- situatie in Ituri naar het Internationaal Strafhof. Uiteindelijk selecteerde de aanklager niet de getuigen, maar wel hun strijdmakkers voor vervolging. De krijgsheer Thomas Lubanga Dyilo van het Union des Patriotes Congolais (UPC) was de eerste verdachte die het strafhof in handen kreeg. Vorige maand verklaarden de rechters hem schuldig aan oorlogsmisdaden wegens het rekruteren en inzetten van kindsoldaten. Pikant genoeg is de woordvoerder van Lubanga één van de vier asielzoekende getuigen. Deze B.D. heeft kanker en moet voor behandelingen naar het Bronovo ziekenhuis.

De andere drie getuigen zijn kameraden van de krijgsheren Germain Katanga en Mathieu Ngudjolo Chui, die door het strafhof beschuldigd worden van oorlogsmisdaden en misdrijven tegen de menselijkheid wegens moord, het inzetten van kindsoldaten, aanvallen op burgers, verwoesting, plundering, seksuele slavernij en verkrachting tijdens het conflict in Ituri.

En zo belandde een duister gezelschap van Congolese militieleiders - die ervan beschuldigd worden troepen op het slagveld van Ituri te hebben laten moorden, martelen, misbruiken, verkrachten en plunderen - in het detentieblok in Den Haag. Het brengt de stand in deze kwestie op: drie Congolese krijgsheren die door het strafhof zijn aangeklaagd, én hun vier Congolese getuigen met een dubieuze reputatie die Nederland om bescherming vragen.

Patstelling
Joris van Wijk stelt dat de zaak enkel negatief kan uitpakken voor Nederland en het strafhof. Als de vier getuigen wél asiel krijgen, zou 'de perceptie kunnen ontstaan dat het strafhof en de Nederlandse overheid actief hebben gefaciliteerd bij de verplaatsing van verdachten uit een smerige Congolese cel naar een opgeruimd rijtjeshuis in Stadskanaal'.

Als de getuigen geen asiel krijgen, zullen ze het land moeten verlaten. Maar volgens het internationaal recht mag Nederland hen niet terugsturen als ze in Congo gevaar lopen. Het probleem is: waar moeten de getuigen naartoe? Weinig landen willen personen met een 'geur' van mensenrechtenschendingen opnemen, stelt Van Wijk.

Het is mogelijk dat het strafhof de Congolese getuigen toch nog onderbrengt in een safe house en hen voorziet van kost, inwoning en bescherming. Het beschermen van militieleiders lijkt op het eerste gezicht opmerkelijker dan het is. Het strafhof werkt vaak met getuigen van binnenuit om zaken rond te krijgen.

Als de Congolezen door de aanklager waren gevraagd om op te treden als kroongetuigen tégen de Congolese krijgsheren, zou het strafhof hen eventueel in een getuigenbeschermingsprogramma opgenomen hebben.

Het zal niet gemakkelijk zijn de getuigen te gedogen, ofwel op straat te zetten. Als er 'indicaties zijn dat bijvoorbeeld de Congolese geheime dienst ze iets wil aandoen, zal Nederland de plicht hebben hen bescherming te bieden', stelt Van Wijk.

Verder zou het Nederlandse openbaar ministerie de getuigen kunnen vervolgen. "Dit soort vervolgings- trajecten zijn echter kostbaar, complex en tijdrovend", stelt Van Wijk. Maar mensenrechtenactivist Van Woudenberg vindt dat militieleiders als F.N. en M.I. voor de rechter moeten verschijnen. "Het is een minachting voor de slachtoffers als deze leiders niet verantwoordelijk worden gehouden voor hun daden."

Mistige realitiet van het tribunaal
Inmiddels blijven de getuigen gedetineerd in Scheveningen zonder te weten waar ze aan toe zijn. "Het is het probleem van tribunalen. Moreel klinkt het allemaal prachtig en overtuigend. Maar de praktijk is veel weerbarstiger en mistiger", stelt advocaat Schüller. Hij wijst erop dat bij de oprichting van het strafhof geen rekening is gehouden met getuigen die niet terug kunnen naar hun land. Het is een omissie waarvoor zijn cliënten de prijs betalen. "Lidstaten van het strafhof moeten een oplossing vinden voor toekomstige gevallen. Nederland kan dan voor deze vier getuigen maatwerk leveren", aldus de advocaat.

Overigens vindt Van Wijk, weliswaar om een andere reden dan Schüller, de vergelijking met Guantánamo Bay zo gek nog niet. "Waar de Amerikaanse president Obama al jaren bij derde landen leurt om zijn 'eerst-wel-en-toen-toch-weer-niet- terroristen' te hervestigen, zou het wel eens zo kunnen zijn dat demissionair premier Rutte en minister Rosenthal, of hun opvolgers, in de nabije toekomst moeten hosselen om vrijgesproken Afrikaanse rebellenleiders en niet tot terugkeer te bewegen getuigen aan de man te brengen."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten