zaterdag 31 december 2011

3.755 vluchtelingen wachten op een huis

Door bureaucratie wachten veel vluchtelingen al lang op een huis. Een experiment van het ministerie moet daar wat aan doen. De eerste resultaten stemmen optimistisch. Maar of de wachtlijst nog dit jaar weggewerkt zal zijn zoals minister Donner wil, is de vraag.
Waar huisvesten we statushouders?Terwijl heel Nederland zich druk maakt over de vraag of Mauro wél of niet mag blijven, tobben gemeenten, rijksoverheid en corporaties in stilte met een ander probleem: waar huisvesten we de duizenden asielzoekers die zeker mogen blijven?
Deze vluchtelingen met een verblijfsvergunning, de zogeheten statushouders, hebben recht op woonruimte. Gemeenten en corporaties hebben de plicht om die statushouders te huisvesten. Daarin hebben ze de afgelopen jaren een forse achterstand opgelopen. De taakstelling voor de tweede helft van dit jaar bedraagt 5.200 statushouders. Daar komen nog eens bijna 2.000 mensen bij die al langer op wachtlijsten stonden. Volgens de laatste cijfers van Binnenlandse Zaken bedraagt de achterstand per 1 november 2011 nog steeds 3.755 statushouders. Deze mensen verblijven gemiddeld twee maanden langer in asielzoekerscentra dan zou moeten.
Bureaucratie Dat is een persoonlijk én maatschappelijk probleem. Niemand woont voor zijn plezier in een asielzoekerscentrum en wie na een periode van onzekerheid de felbegeerde verblijfsvergunning heeft gekregen wil natuurlijk zo snel mogelijk een eigen woning. Dan kan de echte integratie in Nederland pas beginnen. Maar de wachtlijsten bleven jarenlang hardnekkig groeien.
De inmiddels opgeheven Taskforce Thuisgeven onder leiding van Ed Nijpels concludeerde dit jaar dat de toewijzing van woningen veel te versnipperd en bureaucratisch gebeurt. De gemeenten krijgen per circulaire te horen hoeveel statushouders zij in het volgende halfjaar moeten huisvesten. Zij bieden vervolgens woningen aan via het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA).
Dat loopt op allerlei terreinen mis. De gemeenten weten niet wie ze moeten huisvesten: gezinnen of alleenstaanden? Sommige gemeenten bieden te weinig woningen aan, zonder dat er sancties volgen. Het COA bemiddelt pas als de statushouder zijn verblijfsvergunning fysiek heeft ontvangen. Dat alleen al zorgt voor twee maanden vertraging. De vergunninghouders mogen zelf ook ‘shoppen’, zodat meerdere gemeenten soms op zoek zijn voor één kandidaat zonder dat van elkaar te weten.
Mismatch
Een kleine rondgang langs corporaties die regelmatig vluchtelingen huisvesten leert dat ze allemaal tegen de problemen oplopen die de taskforce schetst. De aangeboden woningen en de wensen van de kandidaten sluiten vaak niet op elkaar aan. Corporaties hebben vooral eengezinswoningen in de aanbieding, terwijl veel vluchtelingen alleenstaand zijn.
Triada (Hattem, Heerde en Epe) heeft daarom als experiment enkele eengezinswoningen verhuurd aan meerdere alleenstaanden, op voorwaarde dat ze sekse, godsdienst, taal en land van herkomst gemeen hadden en uit hetzelfde centrum kwamen. Inmiddels zijn deze woningen weer ontmanteld. Omgekeerd tobt Talis in Nijmegen wel eens met gezinnen van twaalf mensen. Die passen niet in een normale woning, ook al vanwege het woongenot van de buren.
Alle corporaties hebben last van ‘no shows’: statushouders die niet komen opdagen bij aangeboden woningen omdat die bijvoorbeeld in kleine Friese of Limburgse dorpjes staan en de nieuwkomer niet ‘in the middle of nowhere’ wil wonen. Dat is vervelend voor de corporaties die hun best doen om die woningen aan te bieden. ‘Het is erg frustrerend omdat het ministerie erbij blijft dat wij ons onvoldoende inspannen’, aldus Willem Seepma, hoofd Verhuur & Verkoop bij Wonen Noordwest Friesland. Hij kampte tot voor kort met ‘zeker 50 procent’ weigeringen.
Regionale proef Nijpels bedacht een nieuwe aanpak om de huisvesting aanzienlijk te versnellen. Die ideeën worden nu getest in drie regio’s: Friesland, Drenthe en de provincie Utrecht (minus de stadsregio Utrecht).
De proef loopt tot het eind van het jaar en bestaat uit een aantal elementen: een centrale regievoerder per regio, regionale samenwerking en het aanpakken van bureaucratische hobbels.
Martin Noorman, projectleider Huisvesting vergunninghouders bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is positief over de nieuwe aanpak: ‘De informatievoorziening is sterk verbeterd. Bij het COA zijn regievoerders aangesteld, die een essentiële makelaarsfunctie vervullen. Zij zijn bij het regionaal overleg het aanspreekpunt.’
Als een vluchteling bijvoorbeeld gehandicapt is, kan de makelaar meteen op zoek naar een woning op de begane grond. In de oude situatie wisten gemeente en corporatie niets van de nieuwe bewoner en kwam het voor dat er dan een woning op vier hoog werd aangeboden. De eerste helft van dit jaar waren er nog 77 ‘no shows’ in Friesland, waarbij statushouders niet kwamen opdagen. Noorman: ‘De pilot heeft dat aantal naar vrijwel nul teruggebracht.’
Regionale samenwerking is een ander belangrijk punt in de nieuwe aanpak. Gemeenten kunnen onderling flexibeler schuiven met kandidaten. Daarnaast zijn er bureaucratische hobbels weggenomen. In de oude situatie begon de zoektocht naar een woning pas als de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) het pasje had verstrekt waarmee de statushouders zich dienen te identificeren. De IND moet het pasje binnen drie weken leveren nadat de vergunning is verleend. Het zoeken naar een woning begint al meteen: het COA weet immers ook zonder pasje wel dat iemand een vergunning heeft.
Sneller verhuizen Dit experiment moet de wachttijden verkorten van bijna een half jaar nu naar drie maanden. In de nieuwe opzet staat er bijvoorbeeld nog maar één week voor de verhuizing.
Dat is wel weer erg kort, vindt Erna Lensink van Vluchtelingenwerk: ‘Op zich zijn we heel blij met de versnelling. De mensen kunnen eerder weg uit het asielzoekerscentrum. De overgang naar de nieuwe gemeente is nu veel soepeler. Dat is heel goed, want de instanties hebben jarenlang langs elkaar heen gewerkt.’ Maar, zo zegt Lensink, ‘de plaatsing is nu zó snel dat de gemeente vaak nog niet eens een Burger Servicenummer heeft aangemaakt als ze arriveren. De mensen hebben zelf ook meer tijd nodig. Spullen bestellen voor je huis kan niet in een week.’
Lensink maakt zich ook zorgen over het gebrek aan begeleiding van de nieuwkomers. Het Rijk gaat er zwaar op bezuinigen en veel gemeenten nemen daar nu al een voorschot op. ‘Dat horen we ook van corporaties,’ zegt Lensink. ‘Er zijn mensen bij die niet weten hoe een gasfornuis werkt. Dat is levensgevaarlijk.’
Zeker in de eerste weken is begeleiding cruciaal om mensen wegwijs te maken in de Nederlandse bureaucratie. De nieuwkomers krijgen elke dag post van instanties en dat moet allemaal goed geregeld worden.
Vluchtelingenwerk zou graag samen met Aedes in Den Haag lobbyen voor meer begeleiding: ‘Dat is ook in het belang van de corporaties.’
Willem Seepma van Wonen Noordwest Friesland heeft dezelfde indruk over de nieuwe aanpak: het gaat goed, maar wel erg snel. Onlangs is een eerste groep van 39 mensen in Friesland geplaatst. Seepma: ‘Daarvan hebben wij er tien gehuisvest, dat is goed verlopen.’
Het ging hier om een bijzondere groep van vluchtelingen die Nederland had uitgenodigd omdat ze in een uitzichtloze situatie zaten in kampen in Ethiopië en Congo. ‘Ze zijn eigenlijk in het vluchtelingenkamp al aan ons gekoppeld. Ze weten daar al dat ze in het dorpje Marrum in Friesland gaan wonen. Ze gaan er meteen vanaf Schiphol naar toe.’
Seepma maakt zich ook zorgen over het gebrek aan begeleiding: ‘We merken nu bij intakegesprekken dat er niemand bij zit. Ook niet als ze naar de sociale dienst moeten. Ze zijn soms echt hulpeloos, dat is schrijnend om te zien.’
Rol corporaties BZK bekijkt nu of de verschillende fases in het proces – matching, zoeken en verhuizing – in het experiment goed op elkaar zijn afgestemd. Martin Noorman: ‘Het is best mogelijk dat de zoekfase korter kan, zodat er meer tijd is voor de fysieke verhuizing.’
Over de corporaties is Noorman diplomatiek: velen doen het goed, anderen kunnen beter. ‘De aandacht van corporaties voor de statushouders blijft nodig. Het is een heel belangrijke groep. Ze zijn zeer urgent omdat ze zichzelf niet kunnen redden. Voor die doelgroep zijn de corporaties op de wereld.’
Hij vindt dat corporaties meer van elkaar kunnen leren, bijvoorbeeld over hoe je het kamergewijs verhuren van eengezinswoningen aan alleenstaanden aanpakt. Er blijft een grote vraag naar woningen voor alleenstaanden: ‘Hou daar ook rekening mee bij nieuwbouwplannen en renovatie.’
Ondanks alle inspanningen tobben gemeenten en corporaties nog steeds met een achterstand van ruim 3.700 statushouders. De ambitie van minister Donner om nog dit jaar alle achterstanden weg te werken lijkt onhaalbaar: ‘Dan zou er wel een hele grote slag moeten worden gemaakt’, denkt Noorman. De VROM-inspectie is bezig met rapportages. Daaruit moet blijken waarom veel gemeenten hun taakstelling niet halen. Als het verwijtbaar is kan een zogenaamde ‘in plaatstreding’ worden toegepast, waarbij de provincie als toezichthouder de regie overneemt. ‘Zo ver wil je het niet laten komen als gemeente. Voorkomen is beter dan genezen.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten