zondag 3 juli 2011

Aanpassing Asielprocedure in Belgie

Elke vreemdeling die in België aankomt, kan asiel aanvragen. Dat gebeurt doorgaans op de Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) in Brussel. Asielaanvragen kunnen ook ingediend worden aan de grens, bijvoorbeeld op de luchthaven. Dan registreert de grensautoriteit de aanvraag. Tenslotte kan men ook vanuit een gesloten centrum of een penitentiaire instelling asiel aanvragen.
De Belgische asielinstanties onderzoeken of de asielvraag van de vreemdeling legitiem is en of hij inderdaad recht heeft op bescherming. Het is de Conventie van Genève (1951) die bepaalt aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om als vluchteling erkend te worden. Een vluchteling is een persoon die met reden vreest vervolgd te worden wegens zijn of haar ras, godsdienst, nationaliteit, politieke overtuiging of het behoren tot een bepaalde sociale groep. Door deze Conventie te ondertekenen, verbond België zich er toe om vluchtelingen die zich op haar grondgebied bevinden te beschermen.
Iemand die niet in aanmerking komt voor het vluchtelingenstatuut, kan toch nog een andere vorm van bescherming krijgen. Deze subsidiaire bescherming is bedoeld voor personen die in geval van terugkeer naar hun herkomstland een reëel risico op ernstige schade zouden lopen (doodstraf, een onmenselijke behandeling of willekeurig geweld in een gewapend conflict).
Verloop van de procedure
De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ) registreert de asielaanvraag en onderzoekt of België verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag (het Dublin-onderzoek). Als een andere Europese lidstaat verantwoordelijk is, kan België de asielzoeker aan die staat overdragen. Ook bekijkt de DVZ of dit de eerste asielaanvraag is voor deze persoon. Als hij reeds een asielaanvraag indiende dan moet hij nieuwe relevante elementen kunnen voorleggen. Zoniet kan de DVZ weigeren om zijn aanvraag in overweging te nemen. Bij de DVZ legt de asielzoeker enkel een beknopte verklaring af en vult hij een gestandaardiseerde vragenlijst in.
De asielaanvraag zelf wordt onderzocht door het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS). Tijdens een gehoor met een medewerker van het CGVS krijgt de asielzoeker de kans om zijn verhaal te vertellen en de motieven voor zijn asielaanvraag te verduidelijken. Nadien onderzoekt het CGVS of de verklaringen van de asielzoeker overeenstemmen met de realiteit en toetst het asielverhaal aan de criteria voor de vluchtelingenstatus en de subsidiaire bescherming. Het CGVS kan dus zowel de vluchtelingenstatus als de subsidiaire bescherming toekennen of weigeren. Zolang dit onderzoek loopt, krijgt de asielzoeker een voorlopige verblijfsvergunning.
De asielzoeker kan een beroep indienen bij de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen (RvV) wanneer hij niet akkoord gaat met de beslissing van het CGVS. Dit rechtscollege kan de beslissingen van het CGVS bevestigen (de beslissing blijft dezelfde), hervormen (de beslissing wordt veranderd) of vernietigen (het CGVS moet een nieuw onderzoek voeren).
Na dit beroep is enkel nog een cassatieberoep mogelijk bij de Raad van State (RvS). De RvS hanteert een filterprocedure om na te gaan of er wel redenen zijn om een beroep in te dienen. De RvS kan het dossier terugsturen naar de RvV of het beroep verwerpen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten